BEROEP |
|
De hoogeschool te Rostock verlangde hem tot hoogleeraar in de geneeskunde, terwijl de koningen van Polen en Hongarije hem, op voordeelige voorwaarden, tot hunnen lijfarts begeerden. |
BEROEP |
|
In 1564 door de Staten van Holland tot hunnen geschiedschrijver aangesteld zijnde, legde Junius in 1569 zijne betrekking van rector neder, om zich geheel aan de zamenstelling van zijne werken, inzonderheid van zijne Batavia, toe te wijden. |
BEROEP |
|
Aan Junius wensch, om, na de overgave van Middelburg aan den prins, aldaar tot stads-geneesheer te worden aangesteld, werd in 1574 voldaan en hem, benevens eene ruime jaarwedde, eene vrije woning in de abtdij toegestaan. |
BEROEP |
|
Niet lang was hij te Middelburg in zijne nieuwe betrekking werkzaam, toen hij te Arnemuiden door eene hevige ziekte werd aangetast, die, gevoegd bij het verdriet over het verlies van zijne geschriften, op den |
BEROEP |
|
16den Junij 1575 aldaar aan zijn nuttig, doch veel bewogen leven een einde maakte. Zijn lijk werd eerst in het jaar 1579 naar Middelburg vervoerd, waar hij in de Choorkerk eene begrafenis, overeenkomstig met zijne verdiensten, erlangd heeft. |
BEROEP |
|
Na de opening van de nieuwe universiteit werd Junius een leerstoel aangeboden. Dousa zinspeelt op deze benoeming in de eerder geciteerde verzen: |
BEROEP |
|
Onze Junius, die tweede Erasmus van deze tijd en tweede Secundus, kan elk moment in Leiden aankomen”. |