Erfdeling |
25 |
[Van Son als toevoeging]. Schepenen van Oirshot d.d.: 16-7-1539, 320: Katalijn wettige dochter van wijlen Gerart Vincks, weduwe van Henrick van der Dweert, ziek in haar bed liggend maar wel in het bezit van haar verstandelijke vermogens, heeft voor ons schepenen een dokument getoond opgemaakt voor meester Henrick Adriaens van Vught, pastoor te Oirschot, waarin wijlen haar man Henrick en zij hun testament hadden opgemaakt. Omdat Katalijn en haar man geen wettige kinderen bij elkaar hebben verkregen, en omdat ieder van hen daarom de vrije beschikking heeft over het eigen bezit en ook veranderingen in het testament mag aanbrengen zo vaak men wil, heeft ze daarom met Jan Rutgers (= secretaris vvan Kerkoerle, JT) een bepaalde clausule in dat testament herroepen over haar vaste bezittingen en wil nu dat uitsluitend dit testament hier nu zal worden gevolgd. Ze handhaaft daarbij eerdere 'pie'-legaten en de bepalingen over haar roerend bezit, waarbij aan de langstlevende de bevoegheid was gegeven om daarover vrijelijk te mogen beschikken. Daarom maakt Katalijn nu opnieuw haar laatste wil op. Ze beveelt haar ziel als ze is overleden aan bij de almachtige God en wil haar lichaam in gewijde aarde hebben begraven. Voor begane onrechtvaardigheden vermaakt ze aan de fabriek van de St. Lambrechtskerk hetgene ze in het testament met wijlen haar man had afgesproken. Verder vermaakt ze vooraf aan Jan Jacops van Ostaden uit haar roerend bezit een grote schrijnkist, die ze met dienen heeft verdiend, en die mag daarna gewoon met de andere erfgenamen meedelen in haar roerend bezit. Verder krijgt hij een bed met een hoofdkussen dat van haar moeder afskomstig is, nog een koperen pot met een 'scortken' dat ze van haar 'pete' heeft verkregen, nog krijgt hij het beste paar ...... en de rode bierstoop en het beste zitkussen dat ze van haar moeder heeft gekregen, nog 4 lopen rogge eens, verder de helft van de oogstgewassen op haar land ten tijde dat ze komt te overlijden. Verder verklaart ze dat ze deze roerende bezittingen aan genoemde Jan heeft verkocht voor een bepaald geldsbedrag dat ze van hem heeft ontvangen en wel alle vee, behalve een koe die door haar broer Michiel is gekocht en betaald, samen met alle voer, de wagens en karren, ploegen, eggen, schoppen, spades, rieken, zichten, zeisen, zeelen (riemen) en
getuig voor de paarden en andere gereedschappen voor de landbouw. Verder een volger, vloten, kuipen, waterbakken, een tafel en grote varkensketel, een witte ketel, en alle aardewerk. Verder wil Katalijn dat al haar vaste bezittingen die ze van haar ouders heeft geerfd en ook die afkomstig zijn van wijlen haar man Henrick, en ook de helft van het bezit dat ze samen met haar man heeft verkregen, zullen toekomen aan haar broer Michiel en aan de 5 wettige kinderen van wijlen Jacops van Ostaden, hoofdelijk te delen. En als een van haar zes erfgenamen zonder wettig nageslacht zou sterven, moet de dode partij met de levende delen en Michiel krijgt niet meer dan ieder van de kinderen van Jacop. Indien Michiel zou zijn overleden, dan versterft het bezit op diens zoon. Ze wil dat haar zes erfgenamen echter wel de kosten van de uitvaart betalen. De testatrice verklaart dat dit haar laatste wil is en wil het als zodanig hebben uitgevoerd, ook al zou het in tegenspraak zijn met geldend recht daarin. Ze behoudt zich het recht voor om haar testament later alsnog te wijzigen. Datum 16 juli 1539, getuigen Goossen, Cort en Velde. |
16-7-1539 00:00:00 |
Schepenen van Oirshot d.d.: 16-7-1539, 320 |